OK  
  OK        Cancel  

BOOKS

Pol de Mont / August Gittée / Alfons De Cock / Victor De Meyere / Jan de Vries / K.C. Peeters / Stefaan Top e.a. Volkskunde. Tijdschrift voor Nederlandsche Folklore. Jaargang 1 (1888) tot en met jaargang 111 (2010). [Later: Volkskunde : driemaandelijks tijdschrift voor de studie van het volksleven / de volkscultuur. Nieuwe reeks.] Gent / Antwerpen, Ad Hoste / Centrum voor Studie en Documentatie vzw, 1888-2010.
€ 2895.00
Nagenoeg complete reeks: van jaargang 1 (1888) tot en met jaargang 111 (2010), deels ingebonden (geen uniforme banden) grotendeels in losse afleveringen: zie foto's. Volgende 16 nummers ontbreken: 1946 (nr.2), 1967 (2,3,4), 1968 (1,3,4), 1969 (3), 1970 (2), 1990 (3), 1992 (2), 2004 (1), 2005 (3,4) en 2006 (3,4). Volgende jaargangen zijn in fotokopie toegevoegd: Jaargang 14 (1901-1902), jaargang 27 (1922, nummers 1 en 2) en jaargang 29 (1924). In 1939-1940, na het overlijden van Victor De Meyere, verschenen er geen afleveringen: de draad werd pas opgepikt eind 1940 begin 1941 met de zogenaamde 'nieuwe reeks'. Deze - nagenoeg complete - collectie bevat ongeveer 420 afleveringen.
Itemnummer 19248
Het tijdschrift Volkskunde. Tijdschrift voor Nederlandsche Folklore, opgericht in 1888, behoort tot de oudste en meest invloedrijke periodieken binnen de studie van volkscultuur in het Nederlandse taalgebied. Vanaf de eerste jaargang positioneerde het zich als een forum voor het systematisch verzamelen, beschrijven en analyseren van gewoonten, gebruiken, rituelen en orale tradities. De vroege jaargangen weerspiegelen een 19de-eeuwse wetenschappelijke geest die sterk geworteld was in culturele evolutietheorieën, vergelijkende filologie en de toen gangbare noties van nationale identiteit. Het tijdschrift fungeerde als kruispunt waar zowel amateur-verzamelaars als academische onderzoekers hun materiaal bijeenbrachten, vaak in de vorm van nauwkeurige beschrijvingen, etnografische inventarissen en regionale correspondentie. Tijdens zijn eerste halve eeuw ontwikkelde Volkskunde zich tot een referentiepunt van de Lage Landen voor onderzoek naar volksgebruiken. Thematisch omvatte dit onder meer volksverhalen, feesten en rituelen, kledingtradities, magisch-religieuze praktijken, ambachten, materiële cultuur en orale literatuur. Het tijdschrift bracht daarbij een methodologische verschuiving teweeg: van louter documenterend werk naar verhalenanalyse, typologie-vorming en de eerste stappen richting structurele interpretatie. Tevens speelde het een belangrijke rol in het consolideren van een netwerk van onderzoekers, waarin Nederlandse, Vlaamse en lokale onderzoeksverenigingen elkaar aanvulden. In de loop van de twintigste eeuw veranderde de disciplinaire context aanzienlijk. Het vakgebied dat aanvankelijk onder "folklore" of "volkskunde" ressorteerde, verbreedde zich richting culturele antropologie, etnologie en later erfgoedstudies. Deze evolutie weerspiegelt zich duidelijk in de inhoud van het tijdschrift. Vanaf de jaren 1950 werden theoretische modellen uit de internationale antropologie geïntegreerd, waaronder structurele analyse, functionalisme en symbolische interpretatie. De nadruk verschoof van het verzamelen van gegevens naar de interpretatie van sociale betekeniskaders, identiteit en culturele verandering. Tegelijkertijd bleef Volkskunde een forum voor empirisch veldwerk, waarbij auteurs zowel nieuwe onderzoeksmethoden als nieuwe maatschappelijke onderwerpen verkenden: urbanisatie, migratie, populaire cultuur, religieuze veranderingen, de opkomst van massamedia en het ontstaan van immaterieel erfgoedbeleid. Deze periodisering maakt het tijdschrift tot een waardevolle barometer voor de transformaties binnen de etnologie van de Lage Landen. De naamswijziging naar Volkskunde: driemaandelijks tijdschrift voor de studie van het volksleven / de volkscultuur markeert een inhoudelijke heroriëntatie. De nieuwe reeks omarmde expliciet wetenschappelijke reflectie, theoretische diversiteit en internationale positionering. In deze fase werd het tijdschrift sterker academisch geprofileerd, met themanummers, methodologische discussies en bijdragen van zowel gevestigde onderzoekers als nieuwe generaties etnologen, antropologen en cultuurwetenschappers. Het richtte zich niet langer enkel op traditioneel "volksleven", maar op de dynamiek van culturele praktijken in brede zin, inclusief hedendaagse rituelen, erfgoedvorming, culturele representatie, identiteitspolitiek en de interactie tussen officiële en niet-officiële cultuurvormen. De waarde van deze reeks (1888-2010) ligt vandaag in haar dubbele functie: enerzijds als historische bron die inzicht biedt in de ontwikkeling van volkskundige en antropologische wetenschap in de Lage Landen; anderzijds als documentatie van materialen die elders vaak verloren zijn gegaan. De vroegste jaargangen vormen een uniek corpus aan primaire bronnen voor historisch-etnografisch onderzoek, terwijl de latere jaargangen een spiegel bieden van de academische debatten van hun tijd. In zijn geheel beschouwd biedt Volkskunde een uitzonderlijk continu en rijk archief van meer dan een eeuw onderzoekspraktijk. Het tijdschrift documenteert de transformatie van folklorestudie naar moderne etnologie en erfgoedwetenschap en illustreert hoe regionale en nationale identiteitsvorming, globalisering en wetenschappelijke paradigma's elkaar voortdurend beïnvloeden. De reeks blijft dan ook een onmisbare pijler voor iedereen die de geschiedenis van volkscultuuronderzoek, de evolutie van de antropologie in het Nederlandse taalgebied en de conceptualisering van volkscultuur in Europa wil begrijpen.






Back to Top Privacy